'It is mar in hûs'

It is mar in hûs, zegt mijn beppe. Maar zo zie ik het niet. Voor mij is het niet zomaar een huis. Het was altijd mijn tweede thuis. Het is gebouwd toen ik ben geboren en zo lang woonde mijn beppe er ook. Mijn pake heeft er nog twintig jaar van kunnen genieten.

Ik zie hem nog zitten met zijn witte haar in de grote stoel, zijn hand hoog in de lucht als ik voorbij fietste. Elke dag bracht ik samen met mijn zussen de krant. Dit was een populair klusje, want in ruil voor de krant kregen we snoep. We mochten er niet om vragen van mijn moeder en daar hielden we ons keurig aan. Maar mijn beppe begreep de hint altijd als we naar de klep boven de koelkast staarden.

Het is ook het huis waar ik als klein meisje voor het eerst logeerde. Dat was best spannend, ook al woonden we zelf maar een paar honderd meter verderop. Het kleed met daarop een tijger op de logeerkamer maakte me altijd een beetje bang. Dat kleed hangt nog steeds aan de wand, net als alle tegeltjes met spreuken, foto’s en niet te vergeten het schilderij met drie paarden boven de open haard.

Toch raar dat je onbewust verknocht raakt aan een woning. Het is een huis vol herinneringen aan een mooie tijd. Als ik er nu langs rijd, mist er iets. Of eigenlijk iemand. Het huis werd te groot voor mijn beppe alleen. Het zal vreemd zijn als straks haar koperen bloempotten niet meer voor het raam staan. En dat de keuken en de badkamer waar ze altijd zo zuinig op zijn geweest worden gesloopt. Maar ach, it is mar in hûs.

Klasina van der Werf

Bron: Nieuwsblad Noordoost-Friesland, 6 januari 2012

6 januari 2012